Beste lezers,
Hier met Maarten Klein. Vera stuurt me naar bed om wat te
gaan rusten. Maar ik moet naar buiten. Ik moet de lente voelen. Ik moet de
kleine zangvogels horen. Ik moet erbij zijn. Maar er is één probleem. De
bewoonsters van dit huis willen me niet laten gaan. Gelukkig hebben ze de
televisie luid staan en de deur naar de huiskamer dicht. Ik sluit de buitendeur
en loop rechtsaf het bos in. Ik volg een smal pad. Zo vermijd ik de huizen van
mensen die mij zouden kunnen zien. Maar het is fris buiten. Ik had mijn jas wel
kunnen meenemen. Ik stap en struikel over boomstammen. Ik prik me aan distels
en braamstruiken. Ik wil naar huis. Dan komt er een jeep ronkend op het duin
aan. De bestuurder draagt een zwartwollen trui,
spijkerbroek, mosgroene pet,
laarzen en handschoenen. Hij noemt me Mister Klein alsof ik zelf niet weet wie
ik ben. Hij slaat een geruite plaid over me. “Ik was op de vuurtoren aan het
werk toen ik u zag lopen, mister Klein. Was u verdwaald?” “Ik maakte een wandelingetje maar was de hond
vergeten”. Ik weet dat dit gek klinkt. De Amerikaanse man brengt me naar huis.
Ik vertel Vera dat we bevrijd zijn na 5 jaar oorlog. Net op dat moment komt
alweer een Amerikaan binnen. Hij heet dokter Eardly, een officier in burger. Er
is ook een blond meisje in de kamer. Zij is wellicht een vrouwelijke soldaat,
de secretaresse. Door de emoties ben ik erg vermoeid en moet ik gaan rusten.
Vera zegt dat het vrede is.
Ik zie jullie reacties op het blog. Herkenbaar voor
sommigen. Mijn proces kan snel of traag gaan. Foto’s blijven kijken en blijven
praten zodat ik niet alles vergeet. Maar wat doe ik als alles al weg is? Dat ik
niet meer weet wie Vera is? Ik ben alleen nu. Geen weg terug, geen weg vooruit.
Ik lig vast. Alles is in beweging. Ik voel me licht. Ik wil niet loslaten. Ik
ben zo licht geworden als lucht. Ik moet me vasthouden. Ik heb te weinig
zwaartekracht. Sneeuw! Vlokken. Meervoud. Ik sluit mijn ogen maar het blijft sneeuwen. Het sneeuwt zelfs binnen in mij. Ik word opgetild en weggeschoven door mannen in witte jassen met een rood embleem op de borstzak. Ik kom op een binnenplaats met een bel. Een witte gang- mensen in lange rijen-benauwd. Ik hoor veel zingen en neuriën. Ik versta niemand. Een gekkenhuis ?
De afdeling verloren voorwerpen is al zo overvol. Overal
wordt geademd. Ik zie geen gezichten meer, geen namen, alleen ademen en
zuchten. Hersenschimmen.